In 2015 spraken de wereldleiders in Parijs af dat ze zich ‘zullen inspannen’ om de stijging van de mondiale temperatuur onder de 1,5°C te houden. Maar wie nu, vijf jaar later, alles op een rijtje zet, ziet dat dit hoogstwaarschijnlijk niet gaat lukken. Dus is het belangrijk te weten hoeveel dat uitmaakt, 1,5°C of 2°C opwarming? Laten we daarom nog even kort samenvatten wat deze schade waarschijnlijk zal inhouden.
Om te beginnen ligt het kantelpunt van het Arctische zee-ijs vermoedelijk ergens tussen deze twee opwarmingsniveaus in. Houden we de opwarming van de aarde onder de 1,5°C, dan zal het noordpoolgebied waarschijnlijk ten minste een deel van zijn ijsdek behouden, en daarmee zijn belangrijke rol in het afkoelen van het noordelijk halfrond. Laten we de temperatuur daarentegen tot 2°C oplopen, dan zal de zee rond de Noordpool om de paar jaar vrijwel geheel ijsvrij worden. Dat is niet alleen slecht nieuws voor de ijsberen. Het betekent ook dat het donkerder oceaanoppervlak enorme hoeveelheden extra zonne-energie zal opnemen die in het systeem Aarde gaat circuleren, waardoor het wereldwijde opwarmingsproces met minstens een decennium wordt versneld. 2°C in plaats van 1,5°C betekent ook dat er 2 miljoen km2 meer Arctische permafrost zal ontdooien, wat enkele tientallen miljarden tonnen extra CO2 en methaan in een reeds gedestabiliseerde atmosfeer brengt. In feite houden deze twee positieve terugkoppelingen in, dat we met een temperatuurstijging van 2°C de kans op een nog verdere stijging vergroten – tot 3°C en misschien nog wel meer.
In zijn ‘Special Report’ uit 2018 stelt het IPCC dat het laten vallen van het doel van 1,5°C, en het accepteren van 2°C, ‘een onomkeerbaar verlies van de West-Antarctische ijskap en zee-ijsplaatinstabiliteit op gang kan brengen’. Wetenschappers menen ook dat Groenland een kantelpunt heeft bij 1,8°C regionale opwarming, waarna een zichzelf versterkend en onomkeerbaar smeltproces op gang zal komen. Omdat de opwarming op hoge breedtegraden sterker uitpakt, ligt het mondiale 2°C-doel duidelijk flink boven deze gevaarlijke regionale drempel en kan zelfs 1,5°C al te veel zijn. Het overschrijden van deze diverse ijs-omslagpunten zal in een wereld van 2°C tot een veel snellere stijging van de zeespiegel leiden, meer dan genoeg voor tien miljoen extra ontheemden in vergelijking met een doelstelling van 1,5°C. Bij 2°C lopen 136 megakuststeden kans onder water te lopen, met rond 2100 een jaarlijkse schade van 1,4 biljoen dollar. Het laten vallen van het 1,5°C-doel levert jaarlijks ook een half miljoen extra gevallen van knokkelkoorts in Latijns-Amerika op, en al vanaf het midden van de eeuw nog eens een half miljoen extra doden door ondervoeding. Dit komt doordat het accepteren van 2°C in een groot deel van de wereld tot lagere oogsten van maïs, rijst, tarwe en andere basale voedselgewassen leidt, waardoor het heel moeilijk wordt de verwachte wereldbevolking van 9,5 miljard mensen te voeden en de kans op massale hongersnood stijgt.
Een halve graad extra leidt ook tot een enorm verschil in het aantal mensen dat aan extreme hitte blootstaat. Het laten vallen van de 1,5°C-doelstelling betekent dat nog eens 1,7 miljard mensen met ernstige hittegolven te kampen zullen krijgen, 420 miljoen met extreme hittegolven en 65 miljoen met uitzonderlijke – dat wil zeggen, dodelijke – hitte-omstandigheden. En het zijn niet alleen mensen die worden getroffen. Het laten vallen van de 1,5°C-doelstelling betekent een verdubbeling van het aantal insecten, planten en gewervelde dieren die meer dan de helft van hun klimatologisch leefgebied verliezen. Terwijl de koraalriffen zelfs bij 1,5°C-opwarming al met 70-90% achteruitgaan, zal tegen de tijd dat de opwarming de 2°C bereikt meer dan 99% ervan zijn gestorven. In het geval van het koraal betekent een halve graad dus het verschil tussen het overhouden van nog een paar riffen en het wereldwijde uitsterven van een compleet ecosysteem.